Oud? Katholiek?

 In de bonte verschijningswereld van kerken en geloofsgemeenschappen weten de meeste mensen wel het onderscheid tussen katholieken en protestanten. Maar wat oud-katholieken zijn is voor velen onbekend. Katholiek-zijn betekent in hun denken vaak: “rooms-katholiek zijn, op bijzondere wijze verbonden met de paus van Rome”. Maar de Oud-Katholieke Kerk is een katholieke kerk, die onafhankelijk van Rome reeds drie eeuwen een zelfstandig leven kent. Een historische kerk met een rijk erfgoed en een grote traditie.

Oud. Niet ouderwets
In ons land een kleine kerk, maar internationaal verbonden met een aantal eveneens onafhankelijke katholieke kerken, met anglicanen en oosters- orthodoxen. De oud-katholieke kerk baseert zich op de leer en het leven van de kerk van de eerste tien eeuwen. Zij heeft de ontwikkeling binnen de rooms-katholieke kerk met een groeiend pauselijk gezag afgewezen, maar heeft ook de beslissingen van de Reformatie niet gevolgd. Vandaar de naam ‘Oud-Katholiek’; ‘oud’ betekent hier niet ‘ouderwets’, maar: trouw aan de oorsprong.

Kennismaking
Het is met een kerkgemeenschap als met een mens: die leer je pas kennen in de omgang, en hoe meer je met hem of haar omgaat, des te beter leer je elkaar kennen. Zo is het ook met de kerk en bovenal met God. Ook God leren wij gaandeweg kennen en wij gaan begrijpen wie Hij is, wanneer wij met Hem op weg durven te gaan. De kerk heeft geen ander doel dan mensen te helpen met God op weg te gaan, in Hem te geloven, en Hem én de mensen te dienen.

Ontstaansgeschiedenis
De oud-katholieke kerk van Nederland heeft haar zelfstandig bestaan niet te danken aan een afsplitsing, maar aan het feit, dat in het begin van de 18e eeuw groepen katholieken zich verzetten tegen de toenemende centralisatie van Rome. Tientallen jaren daarvoor was de katholieke gemeenschap in ons land – die toch al een onderdrukt bestaan leidde in de schuilkerken – onderling verscheurd door verdachtmakingen, spanningen en ruzies. Het gaat te ver om hier uitvoerig uiteen te zetten wat de precieze oorzaken waren van deze situatie. Voor ons is het van belang te weten, dat in 1702 de toenmalige bisschop Petrus Codde op onduidelijke gronden door Rome werd geschorst en later afgezet. Vele priesters en gelovigen protesteerden tegen deze willekeurige daad, maar zonder resultaat.

Bestuur van de kerk: centraal of locaal?
Voor een goed begrip is het wel nodig te weten wat de kern van het conflict was. Het had te maken met de volgende tegenstelling: wordt de kerk bestuurd door de paus en de curie (waarbij de bisschoppen slechts uitvoerders zijn van de centraal genomen besluiten), of moet worden vastgehouden aan het oude stelsel, waarbij de bisschoppen tezamen de kerk besturen – in nauwe verbinding met de priesters en diakens en de gelovigen in de parochies. Tegen de centraliserende ontwikkeling binnen de rooms-katholieke kerk in, hebben de Nederlandse katholieken, die uit de gemeenschap met Rome werden gestoten, bewust willen vasthouden aan de oud-kerkelijke opvattingen. Zij hebben door een voortgaande bezinning steeds duidelijker willen teruggrijpen op het geloofsgoed en de geloofspraktijk van de ongedeelde kerk van de eerste tien eeuwen.

Bisschoppen
Twintig jaar lang had de Nederlandse kerk na 1702 geen bisschop. Buitenlandse bisschoppen, die bereid waren te helpen, werden onder zware druk gezet door de Romeinse curie. In Nederland werden de gelovigen voortdurend bedreigd met kerkelijke straffen, indien ze zich niet onvoorwaardelijk zouden onderwerpen aan de eisen van Rome. Het adviescollege van de bisschop, het kapittel van Utrecht, had vanouds het recht een bisschop te kiezen.

Bisschop in de ban
In 1723 ging het daartoe over en koos Cornelis Steenoven tot aartsbisschop van Utrecht. Maar door die gebeurtenissen van de voorgaande jaren was het aantal gelovigen, dat die stap wilde steunen, sterk geslonken. De nieuwe bisschop werd met al zijn priesters en trouw gebleven parochies door de paus in de ban gedaan en vanaf dat moment waren er in ons land twee groepen katholieken, die kerkelijk gescheiden hun eigen weg gingen.Nu zij los van Rome was gekomen kwam de Nederlandse katholieke kerk na verloop van tijd vanzelf in contact met de oosters-orthodoxe kerken en de anglicaanse kerken. Deze kerken baseren zich immers, hoe verschillend ze ook mogen zijn in hun onderlinge verschijningsvorm, op dezelfde geloofsbasis: de heilige schrift en de overlevering, de kerk als geloofsgeheim, het apostolisch ambt en de sacramenten en zij houden daarbij vast aan de oud-kerkelijke bestuursstructuur. Toen aan het einde van de 19e eeuw deze contacten werkelijkheid werden, stond de kleine groep Nederlandse oud-katholieken al niet meer alleen.

1e Vaticaans concilie
Tengevolge van het eerste Vaticaans concilie waren ook elders onafhankelijke katholieke kerken ontstaan, die in contact stonden met de Nederlandse kerk. In 1870 vond nl. tijdens dat concilie de dogmaverklaring van de pauselijke onfeilbaarheid plaats. Dit houdt in: krachtens eigen gezag en niet krachtens instemming van de kerk kan de paus van Rome als opvolger van Petrus een onfeilbare uitspraak doen in geloofszaken. Iedere gelovige is dan verplicht deze uitspraak in geloof te aanvaarden. Ook werd gesteld dat de opperste bestuursbevoegdheid in de kerk berust bij de paus. De bisschop van Rome werd zó wereldbisschop: een situatie die volgens de oud-katholieken nogal verschilt met het inzicht van de oude kerk.

De Unie van Utrecht
Vele katholieken in Duitsland, Zwitserland en andere landen begrepen dit zeer wel en weigerden dit nieuwe dogma te aanvaarden. Toen ze werden geëxcommuniceerd, organiseerden ze zich in noodbisdommen. Spoedig deden ze een beroep op de Nederlandse bisschoppen die reeds lang onafhankelijk waren van Rome, om hen bij te staan in de bediening van de sacramenten en vooral om de wijding van hun gekozen bisschoppen te verrichten. In 1889 sloten de bovengenoemde kerken, die zich oud-katholiek noemden, met de Kerk van Nederland de Unie van Utrecht. Sindsdien is dit verband uitgegroeid en omvat het een twaalftal landskerken in Europa, de Verenigde Staten en Canada.

Oud-katholiek
Met de naam ‘oud-katholiek’ willen zij uitdrukken, dat zij op de oude, oorspronkelijke wijze katholiek willen zijn. Terugziende op 275 jaar oud-katholieke geschiedenis kan men zeggen: wat uit de nood werd geboren, is tot zegen geworden voor vele mensen. Dit is ook de reden dat, hoewel de betrekkingen met Rome na het tweede Vaticaans concilie verbeterd zijn, de oud-katholieke kerken niet zonder meer bereid zijn hun zelfstandigheid op te geven. Daarvoor is er te veel gegroeid aan diepe en waardevolle overtuigingen, die in het oecumenische gesprek telkens weer van wezenlijke aard blijken te zijn en die kunnen aanvullen, wat elders soms ontbreekt of uit het zicht is verloren.